Timar is een dagje brandweerman (met video!)

De mensen op de grond lijken wel legopoppetjes. de wind blaast koud om zijn oren. Timar (9) staat in het wiebelige bakje van de ladderwagen hoog in de lucht. Is er ergens brand?

Deze zaterdagochtend moest Timar Karels vroeg zijn warme bed uit. Robin stapte zijn bed uit op de brandweerkazerne. Hij slaapt lang niet altijd de hele nacht door. Soms is er een brand. Of rijdt een auto het water in. Dan moet hij snel zijn pyjama uittrekken en het brandweerpak aandoen. Laarzen, broek, jas én helm.

Brandweertegel
De twee „brandweermannen” lopen samen naar een van de negen voertuigen van het brandweerkorps van Gouda. Het is de tankautospuit. De meest gebruikte brandweerwagen. Robin vertelt en Timar vraagt honderduit. „Blust u met poeder of met schuim?” wil hij weten. „Geen van beide, wij blussen gewoon met water. We hebben 2000 liter bij ons”, antwoordt Robin. Maar bij een grote brand zijn zelfs vijftig badkuipen vol met water niet genoeg om de brand te blussen. „Heb je op straat wel eens van die tegeltjes gezien waar ”brandweer” op staat? Dat heeft Timar.  „Wij kunnen die tegeltjes weghalen en daaronder meer bluswater vandaan halen.”

Gereedschap heeft de stadsbrandweer van Gouda ook altijd bij zich. Grote scharen waarmee ze het dak van een auto kunnen knippen bijvoorbeeld. Voor zo’n grote en sterke schaar is een sterke brandweerman nodig. Het ding is loeizwaar. Timar mag proberen er één op te tillen. Voor het eerst kijkt hij een beetje benauwd. Gelukkig helpt Robin hem. Dan gaat het apparaat weer snel terug de auto in. Want als er een brandmelding komt, moet deze auto binnen een minuut weg zijn. Timar schudt even met zijn armen om zijn spieren te ontspannen. „Morgen heb ik spierpijn”, denkt hij.

Klosgooien
Nou Timar, niet klagen, want je moet vandaag nog veel meer doen! Een brandweerslang uitgooien bijvoorbeeld. Normaal zit die opgerold in de auto. Robin doet voor hoe je er snel een uit kunt rollen. „Dat lijkt een beetje op klosgooien!” vindt Timar. Hij zit bij de reddingsbrigade. Daar gooit hij drenkelingen vaak een stuk touw toe wat ze vast kunnen pakken. Dan kan Timar ze aan de kant trekken.

Brandweer zijn is spannend, maar soms ook gevaarlijk. Robin kan daar over mee praten. „Ik kwam bij een brand die bijna uit was. Maar toen ik de deur open sloeg, kwam er zuurstof bij het vuur. Meteen was het vuur weer heel groot. De vlammen vlogen over me heen. Ik schrok heel erg. Maar twee seconden later was ik aan het blussen. Uiteindelijk doe je het om mensen te kunnen redden. Als iedereen een brandend huis uit rent, stap ik erin. Ik ben gemaakt voor het vak van brandweerman, ik zou niets anders willen.” Timar luistert geboeid naar dit spannende verhaal. Genoeg gepraat, het is tijd om wat te gaan doen.

Geen hoogtevrees
De ladderwagen wordt van stal gehaald. Timar mag meerijden en Robin laat de sirene horen. Timar glundert. „Weet je hoe hoog deze ladder is?” vraagt Robin. Dat weet Timar, want dat heeft hij wel eens ergens gelezen. „30 meter.” Dat is het goede antwoord. Timar is totaal niet bank als het bakje aan het eind van de ladder hoger en hoger de lucht in gaat. „Ik heb geen hoogtevrees.” De ladderwagen wordt niet alleen gebruikt om grote branden te blussen, maar ook om mensen uit huis te halen die ziek zijn en niet via de trap naar het ziekenhuis kunnen. 

Timar wilde altijd politieagent worden, maar nu twijfelt hij. „Met dit werk kun je natuurlijk wel meer mensen redden dan de politie”, bedenkt hij. Robin spoort hem aan: De meeste mensen vinden de brandweer aardiger dan de politie.” Heeft Timar het vandaag goed gedaan? „Hij zou een hele goede brandweerman zijn”, vindt Robin. 

× ← →