Zo bezorgt hoogsensitiviteit je minder last

Hoe ga je met hoogsensitiviteit om? Soms merk je dat deze eigenschap grote voordelen heeft, maar op andere momenten kun je er behoorlijk last van hebben. Daarom een paar tips op een rij:

1. Bedenk dat hoogsensitiviteit niet iets is waardoor jij beter of juist minder zou zijn dan niet- hoogsensitieve kinderen. Je bent niet extra goed met hoogsensitiviteit en ook niet extra zielig. Het is gewoon iets waarmee je rekening moet houden, zoals andere kinderen weer iets anders hebben waarmee zij rekening moeten houden. ‘We hebben allemaal wat.’
2. Bedenk dat hoogsensitiviteit ook fijne kanten heeft. Juist op momenten dat je er last van hebt –bijvoorbeeld doordat harde geluiden, kriebelende kleding of een boze blik je weer zo storen– , mag je jezelf voorhouden dat je juist dankzij je hoogsensitiviteit ook veel fijne dingen meemaakt, bijvoorbeeld doordat je creatief bent of gevoel voor sfeer hebt of anderen goed aanvoelt en daardoor met hen kunt meeleven en iets voor hen kunt betekenen.
3. Maak je niet te druk. Wacht er een week met de verjaardag van je oma en een cito-toets? Vraag dan niet ook nog of je vriend(in) woensdagmiddag komt spelen. Je kunt best allerlei leuke dingen met anderen doen, maar je moet je afspraken goed verdelen. Anders geven ze geen plezier, maar word je er juist enorm onrustig van.
4. Het zelfde geldt voor nieuwe dingen. Of je nu veel van avonturen houdt of juist helemaal niet, in beide gevallen kunnen ze je flink van slag maken.  Lang niet altijd kun je plannen wat je in je leven meemaakt, maar vaak kun je wel rekening houden met gebeurtenissen. Je hoeft niet per se in de week nadat je op zomervakantie bent geweest meteen een logeerpartij af te spreken.  
5. Probeer te ontdekken wat jou rustig maakt: voel je je prettig na een rondje met de hond, een halfuurtje muziek luisteren, lekker kleuren of zomaar een tijdje op de schommel? Doe deze dingen dan bewust heel regelmatig. 
6. Ga op tijd naar bed!
7. Praat met je ouders en je beste vrienden over hoogsensitiviteit. Echt, praten helpt!
8. Leer ‘nee’ te zeggen. Vraagt iemand aan je of je meegaat naar het zwembad, of je wilt helpen bij een klusje of een spelletje komt doen, dan wil jij natuurlijk meteen ‘ja, hoor’ zeggen. Overleg eerst eens goed met jezelf of je hoofd niet al te vol zit. Is dat het geval? Leg dan gewoon uit dat je graag ‘ja’ zou zeggen, maar dat het nu even niet verstandig is.