Leander en Christiaan: Bruine handen van de suiker
Ze hoeven maar een paar stappen te doen en ze staan in de bakkerij van hun vader. En daar zijn Leander (8) en Christiaan (7) Bouman uit Oosterland maar wat graag. Want die basterdsuiker, die is zó lekker!
Snoepen van het zoete goedje kunnen de jongens wel. Maar ermee werken ook. Dat laten ze op deze woensdagmiddag zien. Leander rijdt een machine naar de werktafel die midden in de bakkerij staat. Aan de bovenkant van de machine zit een gat. „Daar stoppen we deegbollen in. En er komen rolletjes uit”, zegt Leander.
Bakker Bouman strooit een grote berg basterdsuiker op de tafel. Dan gaat de machine aan. Christiaan gooit de balletjes aan de bovenkant erin, Leander legt de langwerpige deegrollen op een plaat. „Die gaan we straks door de suiker rollen”, weet Christiaan.
Wat de jongens aan het maken zijn? „Lekkere Zeeuwse bolussen”, roept Leander. Zijn vader lacht. „Je vindt ze nergens zo lekker als hier.” Nou, we zijn benieuwd.
Maar proeven kan nog niet. Leander en Christiaan stropen hun mouwen op. Nu gaan ze rollen. Elk rolletje gaat door de suiker, net zolang tot hij mooi bruin is. „Niet te veel suiker erop, hoor”, waarschuwt de bakker. „Anders worden ze te zoet.”
Uitrekken
Tijdens het rollen rekken de jongens het deeg nog een stukje uit. Leander legt uit waarom. „De bolussen mogen niet te dik zijn. En je moet een wat langere sliert hebben om een bolus te kunnen vouwen.” Met een handige beweging legt hij een soort lus in het deeg. Christiaan probeert het ook, geholpen door zijn vader. Al snel ligt er een grote bakplaat vol. Die gaat de rijskast in, zodat het deeg luchtig wordt. Ondertussen zet de bakker de oven aan. „Zo, jongens, over twintig minuten kunnen ze erin.”
Ondertussen heeft Leander tijd om uit te leggen waarom hij het in de bakkerij zo leuk vindt. „In het deeg kneden vind ik fijn. Al vanaf mijn vierde jaar wil ik bakker worden.” Zijn vader knikt. „Je moet gevoel hebben voor het product. Het moet je in de vingers zitten.”
Bij Leander lijkt dat dus het geval. Al zit er bij hem en zijn broer op dit moment meer áán de vingers dan erin. De jongens hebben bruine handen van de basterdsuiker. Het goedje afwassen? Natuurlijk niet. Eerst lekker aflikken. De jongens genieten.
Grote handschoen
Terwijl de bolussen de oven in gaan, laat Leander de bakkerswinkel zien. Die is ook aan huis. Hij wijst op een grote foto aan de wand. Twee kleine jongens zitten tussen de broden en een zak meel. „Dat zijn wij.”
Verjaardagsfeestjes vieren de jongens ook vaak in de bakkerij. „Dan bakken we met z’n allen koekjes en allerlei andere lekker dingen. Die mogen de kinderen dan mee naar huis nemen.”
Bakker Bouman roept vanuit de bakkerij. De zeven minuten baktijd voor de bolussen is om. Met een grote handschoen tegen de hitte pakt de bakker de plaat en kiept hem ondersteboven op de werktafel. Daar liggen ze, meer dan veertig overheerlijke bolussen. Echte Zeeuwse. Ze moeten even afkoelen, maar dan kan Christiaan niet meer wachten. „Mag ik er één”, bedelt hij. Het mag. Met glimmende wangen zet hij zijn tanden erin. Hmmm...
In deze zomerserie komen kinderen aan het woord van wie de vader of moeder een bedrijf aan huis heeft. Dit was deel 1.
Geplaatst op donderdag 4 augustus 2016 | tekst en beeld Evert Barten
